Ga naar de inhoud

Week19

week19: 16 november t/m 23 november 2003 geschreven door: Thea
 Weer de Nullarbor!

Zondag vertrekken we vanuit Esperance. Als het nu ineens prachtig weer was geworden, zoals twee dagen geleden, waren we nog even een dag gebleven. Het is hier in de omgeving namelijk alweer prachtig. Stranden en baaitjes, smul, smul, smul. Maar dat is niet zo. Het zal een graadje of 18 worden vandaag, en als we wakker worden is het bewolkt. Dus we gaan op pad. We staan niet te trappelen, want het is de bedoeling dat we de komende vier dagen ongeveer 1500 kilometer gaan rijden. We moeten de Nullarbor voor de tweede keer oversteken, nu van west naar oost, om Zuid-Australië verder te kunnen ‘ontdekken’. Het is overigens de laatste keer dat we zover reizen. Vanaf volgende week hebben we ongeveer zeven maanden in Australië om maximaal net zoveel kilometers te rijden als nu in vier maanden, en dan hebben we de kilometers ruim berekend. Dus ons kilometertempo gaat flink achteruit. Maar ….. dat is dus pas over een dag of vier.

Op zich zijn we blij dat we de Nullarbor niet over hoeven te steken terwijl het een graadje of 40 is. Maar toch voelt het met 18 graden ook een beetje alsof de beginnende zomer ons een beetje afgestolen is. Maar vooruit, de vooruitzichten voor ons zijn natuurlijk niet slecht. De officiële zomer hier in Australië is 14 dagen weg, wat kan ons gebeuren? 🙂 En als we Australiërs vertellen dat we in januari naar Nieuw-Zeeland gaan, kijken de meeste ons jaloers aan. Dat is de maand dat het hier in Australië over het algemeen vrijwel overal te warm is, vinden de Australiërs dan.

De eerste dag willen we een kleine 400 kilometer rijden. Dat houdt in dat we een kilometer of 200 in de Nullarbor ons kampement op gaan slaan. Op de heenweg naar het Westen, zijn we bij het beoogde roadhouse gestopt voor een patatje en wat drinken. Het zag er schoon en aardig gezellig uit (voor een roadhouse dan, hè?). Ook was er een speeltuintje voor de meiden. En dat is toch wel belangrijk als ze een behoorlijke tijd in de auto hebben gezeten. Misschien hebben we het al een beetje vaak gedaan, maar ik wil toch nog wel even opscheppen over onze dames. Natuurlijk vragen ze af en toe hoe ver het nog is, en hoe lang de reis dan nog duurt op zo’n dag. Mirthe heeft haar horloge de laatste tijd om, en roept dan op een gegeven moment: ‘Nu nog 65 minuten’. Maar verder komt er geen wanklank van de achterbank. De meiden staan ook liever een paar dagen op dezelfde camping, maar begrijpen dat wij niet zomaar leuke stadjes of strandjes ergens kunnen toveren. Dus wordt er rustig meegereisd tot we weer op de nieuwe plaats van bestemming zijn. Ze hebben hun map met families af, het zijn ruim 80 personen geworden, en zitten nu weer in de leesstand. De 30 boeken van het familiehulpfonds zijn aangebroken.

De reis verloopt gladjes, we verdwalen deze keer niet 😉 We komen weer door Norseman, het eerste plaatsje aan de Westkant na de Nullarbor. En dat voelt wel weer grappig aan. Een plek van herkenning in dit grote land. En ook de eerste 200 kilometer van de Nullarbor zelf gaan prima. We verbazen ons weer over de kwaliteit van het wegdek hier. Sommige stukken zijn prima, maar er zitten stukken bij dat je af en toe je hart vasthoudt als er een roadtrain aankomt. Waarschijnlijk om te bezuinigen (of misschien waren de roadtrains vroeger smaller 😉 hebben ze in de breedte alleen de, volgens hen, hoogst noodzakelijke weg geasfalteerd. Je moet je voorstellen dat de weg gewoon ophoudt direct na de kalklijn. En denk niet dat ze die erg ver weg hebben gezet. En zelfs de rand is niet altijd even goed. Op hele stukken zijn er dan ‘kleine’ reparaties aangebracht aan de zijkant of midden op het wegdek. Maar dat helpt niet altijd geweldig. Toch, zoals gezegd, de reis ging goed. En we staan prima bij het roadhouse.

’s Nachts regent het een uurtje of twee. Behoorlijk zelfs, maar als we de volgende ochtend wakker worden voelt het heerlijk aan. Een graadje of 20 en de meeste bewolking lijkt weg te zijn. We maken ons klaar voor het tweede deel van deze reis. Die gaat vandaag over een kilometer of 520, naar Eucla een plaatsje vlak voor de grens met Zuid-Australië en voor de tweede keer reizen we over het langste stuk weg in Australië zonder ook maar één enkele bocht. De afstand is om precies te zijn 146,6 kilometer, nogmaals, zonder ook maar een keer een bocht te hoeven maken. Onderweg niet veel bijzonders, of het zouden de dode kangoeroes moeten zijn. Het klinkt gek, maar je raakt eraan gewend. Alleen als je tussen twee geplette dieren door moet slalommen, sta je nog wel even raar te kijken. Kangoeroes zijn hier natuurlijk niet echt zeldzaam. Ze komen in heel Australië voor (mocht een bioloog dit beter hebben bestudeerd, en er een plekje zijn waar deze beestjes niet voorkomen, dan hoor ik dat graag) en vaak ook nog in grote hoeveelheden. Dus de Australiërs zelf doen niet moeilijk over het feit dat er een aantal, voornamelijk door de roadtrains, worden omvergereden. In het Noordwesten kwam het soms voor dat we gemiddeld meer dan één dode kangoeroe per kilometer zagen liggen. Dat kwam er dus op neer dat we op een dag soms meer dan 300 dode dieren zagen. Dat is hier niet zo, maar ik denk dat we wel minstens één per 10 kilometer hebben zien liggen. Dat zijn er vandaag dus toch nog meer dan 50.

We hebben eerder in Eucla gestaan. Het is ons goed bevallen, schone toiletten en niet te duur, maar dat is niet de reden dat we er weer staan. We kunnen geen andere ‘logische’ route vinden, die ons niet meer dan drie nachten in de Nullarbor zou kosten. En dat we ook nog een beetje fatsoenlijk staan. De roadhouses liggen voor ons schema net verkeerd. Het mooie van de Nullarbor begint volgens ons ook pas na de grens met Zuid-Australië, en daar hebben we nu wat meer de tijd voor. We kunnen zelf kiezen hoeveel kilometer we dinsdag rijden. Ook in Eucla krijgen we weer een bui op ons dak. Deze komt pas nadat we een prachtig onweer schouwspel op zee hebben bewonderd. Vanaf de camping kun je de zee zien (we staan wat hoog), en het flitst erover. Het blijft geen drie seconden donker. Gelukkig staat de caravan al, maar het regent flink. De natuur is er hier blij mee. De vorige twee jaren zijn extreem droog geweest. De struiken en bomen schieten nu weer de lucht in. Maar de baas van de camping is minder blij met de grilligheid van Moeder Natuur. Twee dagen geleden heeft, vanwege de hitte, een koelingsysteem het begeven (dat was de dag nadat het bij ons in Esperance zo waanzinnig heet was). En gisternacht heeft het hier zo hard geregend, dat het door het dak van het benzinestation kwam. Computersysteem kaduuk, en natuurlijk verder ook waterschade. Wij zijn heel benieuwd wat ons vannacht nog te wachten staat. Na de eerdergenoemde bui lijkt de hemel behoorlijk rustig, was vast het staartje van het slechte weer hier 😉

We worden wakker gemaakt door het zonnetje. Heerlijk weer, en zelfs weinig wind voor deze omgeving. De wind blaast er hier vaak over. Het is dan ook ‘het’ onderwerp van reizigers hier. Namelijk of ze ‘headwind’of ‘tailwind’ zullen hebben de volgende dag. De wind is ons redelijk gunstig gezind, ze komt een beetje schuin van achter. Het lijkt een prachtige dag te worden. Heerlijk toch, die zon. Na 13 kilometer komen we bij de grens naar Zuid-Australië. Hier verwachtten wij de ‘fruit- en groente controle’, dit in verband met de gevreesde fruitvlieg. Je mag niets vers meenemen van Zuid naar West, maar ook niets van West naar Zuid ?!?!?! Dus in West Australië zijn ze bang dat we de fruitvlieg meenemen vanuit Zuid Australië, maar omgekeerd geldt hetzelfde. Klinkt mij in de oren als een handelsembargo. In ieder geval, wij zitten goed mis. We hebben ons voor niets van onze laatste worteltjes en tomaten ontdaan 🙁 De controle vanaf deze kant is pas bij Ceduna. De eerste plaats in de bewoonde wereld na de Nullarbor. Rare jongens die Australiërs.

Maar goed, niet getreurd. Wij trekken lekker verder. Bezichtigen nog wat mooie kliffen. Ze hebben zes ‘lookouts’ aangelegd, om de prachtige kliffen te bekijken. Op de heenweg hebben we bewust een aantal overgeslagen, om nu ook nog wat te kijken te hebben. Gelukkig blijkt het geheugen van René (wat dit betreft 😉 nog goed te werken. We zien inderdaad de uitzichten die we de eerste keer links hebben laten liggen. Na een kleine 200 kilometer maken we een benzine en koffiestop. Als we achter ons kijken zien we een zeer donkere lucht naderen. Hhmm, als die ons maar niet inhaalt. Een praatje met de plaatselijke koffiemevrouw leert ons dat Ceduna gister door een behoorlijke storm is getroffen en dat Eucla die dag daarvoor aan de beurt was geweest (wisten wij al, dat met dat water door ’t dak). Ze verwacht dat zij nu wel ook wel een bui zullen krijgen. Ehh, OK dan rijden wij nu snel door. En na nog zo’n 150 kilometer zetten wij ons kamp op bij het illustere jaren ’50 roadhouse van Nundroo. Er is hier niets maar dan ook niets te beleven. Als we met z’n tweeën waren geweest waren we doorgereisd. Maar ja, wij vinden dat we dat de kids niet aan kunnen doen. Dus we hangen een beetje voor de caravan tot het tijd wordt te gaan eten, en denken aan betere tijden. Het slechte weer blijft hier weg. Lekker zonnetje en prima temperatuur.

De volgende ochtend lukt het mij haast niet fatsoenlijk wakker te worden. ‘Ho, ho’, zegt mijn lichaam, ‘wat denken wij dat wij aan het doen zijn?’. ‘Je hoort nog lekker te slapen’. En dat kan ik uitleggen. Wij hebben ondertussen een redelijk ‘strak’ schema. ’s Avonds stappen wij tussen half twaalf en twaalf uur in ons bedje. En des ochtends stappen wij er vrolijk om een uurtje of acht weer uit. Echter, wij trekken nu van west naar oost. Dit betekent dat wij in twee dagen door twee tijdzones heen gaan. Vóór Eucla moesten we de klok maar liefst drie kwartier verzetten. En bij de grens naar Zuid Australië ook weer drie kwartier. Dit betekent dus dat ik gisteren om kwart over zeven wakker moest worden. Maar vandaag om half zeven !!!! Tja, dat is wat moeilijk natuurlijk. En, het is eigenlijk nog erger. Wij spelen (even) vals. Hier in Zuid Australië doen ze namelijk ook aan ‘daylight saving’, dat is een mooi woord voor zomertijd. Dus ….. eigenlijk moeten we de klok nu nóg een uur vooruit zetten. Maar dat bewaren we maar even een dagje. Half zes, ik moet er niet aan denken 😉 Overigens even wat dat voor ons ten opzichte van Den Ollanders betekent. Wij lopen nu 9 ½ uur op jullie voor. Best veel dus ondertussen.

De reis gaat soepel. Al is het even schrikken als we in Ceduna, na een grapjesmakende fruitvliegcontroleur van ons afgeslagen te hebben, in de krant lezen dat het hier slecht weer is vandaag. En dat er behoorlijk zwaar weer wordt verwacht de komende 24 uur. Opgestaan met stralende zon reden we zo de bewolking in toen we bijna bij Ceduna waren. Maar ja, het is niet anders. We reizen nog ruim 100 kilometer door naar het zuiden, naar Streaky Bay. En op die reis gebeurt er weer iets raars met het weer. Binnen een afstand van 15 kilometer wordt het ineens weer stálend blauw. Nou vooruit maar, geen klagen van onze kant. De camping is een leuke meevaller. We hadden verwacht dat een beetje oud zou zijn, de campinggids gaf niet zoveel sterren aan. Maar dat is dus niet zo. Waarschijnlijk heeft deze camping het afgelopen jaar aardig in de steigers gestaan. Alles is hier prima in orde. En het uitzicht (waarschijnlijk geen steiger bij nodig gehad) al helemaal. We staan pal aan de baai hier. Het ultieme zee- en strandgevoel wordt hier behoorlijk gevoed. Lekker dat we hier drie dagen gaan staan, na die, toch ook voor ons, lange reis van West naar Zuid.

De verwachte storm blijft uit. Er waren voor verschillende gebieden waarschuwingen uitgevaardigd. In Adelaide werd de mensen aangeraden in huis te blijven. Maar er is dus niets van terecht gekomen. Wij worden de volgende dag zelfs met een stralend zonnetje en een heerlijke Zuid Frankrijk temperatuur wakker. Ontbijten met uitzicht op de baai. Dat doet je goed. We besluiten er een lekkere rustige dag van te maken. Even schoolwerk doen ’s ochtends, en daarna bekijken we het wel. Ik maak even een wandelingetje naar het dorp. Ziet er schattig uit, ook met de houten pier en een aantal huizen uit 1800 zoveel. Wat gek is, is dat dit een dorpje van ongeveer 1000 inwoners is, en wij geen mobiel bereik hebben. Daar balen we wel een beetje van. In de Nullarbor waren we al verstoken van de mail etc. Maar het ziet er dus naar uit dat dat nog een dagje of zes gaat aanhouden. Niet echt leuk, maar niets aan te doen. Het is de eerste keer dat we in een plaatsje zitten van meer dan 500 inwoners en er geen mobiel bereik is.

Wat hebben ze dan wel in elk dorp. Een golfbaan bijvoorbeeld. Nou is de ene golfbaan de andere niet. Zo heb je rond Perth en verder de Zuidwest hoek in, redelijk mooie grasbanen. Nee, deze is van een ander kaliber. De gehele baan gaat over 3 dorpskavels. Ik bedoel hiermee dat er tweemaal in de breedte een openbare, geasfalteerde weg dwars door de golfbaan loopt. Dat op zich vond ik al bijzonder. Verder zijn het vooral stoppels en is de green niet green, maar zwart. Namelijk van een soort zwart gravel. Één van de (golf)afslagen waar ik langsloop, ligt niet meer dan een meter of vijf van de openbare weg. Ik vraag me af hoe dat met een afzwaaier gaat. Overigens verdenk ik de golfers ervan gewoon met hun 4WD van hole naar hole te rijden 😉 Zo zag de baan er in ieder geval wel uit.

’s Middags toch nog even naar het echte strand gereden. En we hadden weer een privé strand. Deze keer hebben we er in anderhalve uur helemaal niemand gezien. Ook niet in de verte. Heel bijzonder. En dit was dus niet een eigen ‘ontdekt’ strand, maar gewoon het grote strand in de buurt met bordjes aangegeven.

De volgende dag gaan de dames weer dapper aan het schoolwerk, en ik maak een wandeling naar de andere kant van de baai. Het is iets minder warm dat gisteren, maar toch nog wel boven de 20 graden. Het is weer een leuke wandelroute. Eerst kom ik langs en door (in dit geval over) een aantal inhammen, en daarna beland ik tussen de baai en de graanvelden van deze streek. Ik moet onmiddellijk denken aan ‘Het kleine huis ….’. Zo zag het er volgens mij bij Laura en consorten uit (je weet nog wel, met die oudere zus, die altijd alles netjes en volgens de regels deed, bleh). En als ik hier een aantal huizen van de graanboeren zie, wordt de gelijkenis alleen maar sterker. Het uitzicht is prima, maar ook hier heb ik weer ongelofelijk veel last van de vliegen. Als ik even stilsta, of wat uit de wind loop, komen ze in hele zwermen op je af. Een vlieg of 60-80 op je, is dan geen uitzondering. Wat een drama, maar goed, stevig doorlopen helpt een boel.

Voor de middag hebben we een uitstapje naar de enige zeeleeuwen kolonie op het vasteland van Australië. Deze kolonie ligt ongeveer 50 kilometer van Streaky Bay. Uiteraard wordt ons in de toeristenfolders verzekerd dat het uitzicht op zich al spectaculair is. Dat geloven we ondertussen direct. Halverwege gaan we nog even naar een strand waar veel gesurfd zou worden. Wij zijn dat ondertussen wel mooi gaan vinden, die stoere surfers in de branding 😉 Het wordt echter een van de eerste domper(tje)s. Het uitzicht is prima hoor, maar werkelijk geen surfer te zien. En aan de minigolfjes te zien zullen die zich hier ook niet meteen in groten getale naar toe begeven. Dus na het nuttigen van onze gesmeerde boterhammen, trekken we door naar de zeeleeuwen. De hele weg is unsealed (geen asfalt), maar wat ons betreft is dat niet echt te merken. Misschien voelt het anders aan in een gewone personenwagen, maar de weg is zo hard, en bijna zonder gaten, dat het weinig verschil uitmaakt, of er nu wat asfalt op ligt of niet.

Er is een speciaal platform gemaakt om gezellig naar de zeeleeuwen te kijken. Alleen, je moet wel goed kijken!!! Het platform ligt een meter of 100 boven de kolonie. Maar als je één keer goed weet waar je op moet letten, en je je verrekijker aan je ogen zet, zie je beesten goed liggen. Ik ben mijn roeping misgelopen, ik weet wat ik ga worden in mijn volgend leven. Een zeeleeuw!!! Wat liggen die beesten daar heerlijk op die rotsen en het strand te genieten van de zon. Lekker een beetje rondhangen, en af en toe even een plonsje in deze met vis vergeven zeewateren. Waarschijnlijk hoeven ze alleen maar even hun bek open te doen en….hap, de volgende vis. De beesten zien er dan ook zeer goed doorvoed uit. De uitleg op de borden bij het platform geven ook al geen enkele reden om medelijden met deze dieren te hebben. Het ‘waggelen’ van en naar de waterkant is geweldig leuk om te zien. Op het laatst zijn een paar zeeleeuwen bereid nog even te laten zien dat ze in het water wél heel goed ‘uit de voeten’ kunnen. Het zijn zeer goede zwemmers.

Zaterdag reizen we door naar Coffin Bay. Dat ligt echt in de punt van Eyre Peninsula. Het weer is wat minder dan de afgelopen dagen. Er staat een stevige Zuiden wind, juist ja, precies de richting die wij op moeten. Op zich geen probleem, maar we rijden iets rustiger dan anders ivm de sterke wind. En bovendien lust onze auto flink wat litertjes meer met zo’n tegenwind. Maar we bereiken het plaatsje aan de baai gewoon aan het begin van de middag. Ons campingplaatsje is iets minder idyllisch dan waar we vandaan komen (understatement, we staan naar een andere caravan te kijken) maar het plaatsje en de baai zelf zijn minimaal van eenzelfde kwaliteit. Een wandelingetje langs de baai levert meteen een paar mooie schelpen en mooie vergezichten op, en de meisjes weer een ijsje. De wind neemt ook aan het eind van de middag niet af, dat betekent op tijd naar binnen de caravan in en maar weer even gezellig wat spelletjes doen.

De volgende ochtend worden we wakker met getik van regen op het dak. Hhmm, nog even lekker een keertje omdraaien dan maar. Gelukkig blijft het niet regenen, na tienen is en blijft het verder droog. Na het schoolwerk van de meisjes en de fitness activiteiten van René besluiten we de plaatselijke midgetgolfbaan een bezoekje te brengen. We zijn er tijdens onze reis al een aantal tegen gekomen. Maar die zagen er over het algemeen zo vreselijk slecht uit, dat je bijvoorbeeld bang was met je voeten in de prut vast te blijven steken, of geen idee had waar de baan zou moeten beginnen dan wel waar het putje was. Maar deze is geheel anders. Gloedje nieuw en zelfs naar Nederlandse maatstaven ziet de baan er erg leuk uit. Het wordt voor de meiden de eerste keer dat ze dit doen. De baan is ook echt leuk, maar wel redelijk moeilijk. Wie herinnert zich niet het holletje boven op het heuveltje. Of de baan waar je eerst door een buisje moet slaan (balletje past maar nét) om vervolgens pas te kunnen putten. Toch hebben we het alle vier prima naar onze zin. De meiden vinden het soms best moeilijk, maar blijven serieus tot aan het eind. En …… voor het eerst versla ik René op een midgetgolf baan 🙂 Baan 18, richting een vuurtoren op een heuvel, sla ik nog even een hole in one!!! Mijn dag is goed, ach een kinderhand is gauw gevuld 🙂

Het blijft verder winderig (het weer, hè) en we besluiten morgen pas naar het plaatselijke National Park te gaan. Er schijnen hier hele hoge duinen en een prachtige ruige kustlijn in de buurt te zijn. Dat wordt dus morgen. Verder een rustige zondag.