week17: 3 november t/m 9 november 2003 | geschreven door: Thea | |
Hooooge boooomen… | ||
De tocht is inderdaad mooi. Af en toe bekruipt ons weer een beetje het ‘Wat is het toch gemeen, wat hebben sommige landen toch veel moois’ gevoel. Dat is natuurlijk niet helemaal eerlijk, want Nederland heeft ook genoeg mooie plekjes, en op de Friese wateren zijn wij nog lang niet uitgekeken, maar toch ….. Een heerlijk heuvellandschap met idyllische meertjes tussen de wijnranken. En dat allemaal op een steenworp afstand van prachtige baaien en stranden. Die op hun beurt weer worden bevolkt door dolfijnen en walvissen. Zucht. Het plaatsje Margaret River valt ons wat tegen. Het is een echt toeristendorpje. Veel winkels en daarnaast nog wat winkels. Wel komen we hier dus ook een internet café tegen, waar René voor een paar dollar de website weer van foto’s voorziet. Dat is dan maar weer mooi meegenomen. Net buiten het dorpje, midden in de bossen, hebben een aantal mensen een paar oude gebouwen hersteld. Een woning, een schooltje, een schuur voor werktuigen die in de bossen werden gebruikt, en wat kangoeroes en emoes. Het ligt er weer prachtig, een watertje er omheen, en de bomen beginnen hier al aardig hoog te worden. Als afsluiting van onze rondrit door de omgeving bezoeken we nog een snoepfabriek en een chocoladefabriek. Althans, dat zeggen de folders. Het valt ons een beetje tegen, de honeycrunch smaakt heerlijk. Maar van een echte fabriek is geen sprake. In beide gevallen is in de winkel een raam aanwezig, waardoor je kunt zien hoe ze de chocolade en eventueel andere zoetigheden smelten en in vormpjes scheppen. Bij Borrel in Zwolle zie je meer, en is de chocolade ook nog lekkerder. Maar goed dat ze dat hier in Australië niet weten. De meeste mensen hier zijn breed genoeg 😉 De rest van de dag heerlijk lummelen, het is redelijk weer. Onze beslissing om zondag tot stranddag uit te roepen heeft erg goed uitgepakt. Vandaag is het weer een graadje of 19. Wel weer leuk om nog even vanaf het campingterras naar de surfers te kijken. ’s Avonds even lekker Acda en de Munnik op de CD walkman gezet, en een concert voor de zee gegeven. Die klaagt in ieder geval niet, en roept niet: ‘Mama, niet zo há-hard’. Heerlijk gevoel, ik ga me vast voorbereiden op een volgend concert. Eens even kijken of het U2 wordt of Anastacia 🙂 Dinsdagochtend door naar Pemberton. Voor het eerst deze reis verdwalen we. Nou ja, verdwalen. We rijden een dikke 20 kilometer om. Geen van ons tweeën heeft de bordjes gezien die ons via een klein tussendoor weggetje precies op de weg naar Pemberton zouden brengen. Geen nood overigens, de omgeving is hier ook prachtig. We rijden namelijk weer door een National Park. Leeuwin geheten, u mag raden waarom. Juist, ook hier was het een Nederlands schip dat voor het eerst langs deze kust voer. De bomen worden hoger en hoger. Mooi gezicht. Begin van de middag komen we aan in Pemberton. De camping wordt door de Lonely Planet als ‘charming’ aangegeven, en is dat ook. We betalen voor 2 nachten slechts $ 28. Dat is wel heul erg weinig. We moeten hard nadenken, en constateren dat we alleen bij een roadhouse in de Nullabor ooit minder hebben betaald. Namelijk $ 11 per nacht. Het is een echte boscamping. We vinden een geweldig plekje, met helemaal groen uitzicht, en een ‘stookpot’ voor de deur. De Australiërs vinden BBQ-en erg belangrijk, en elke camping heeft wel een aantal publieke BBQ’s. Deze camping maakt het wel erg bont, bij meer dan de helft van de plaatsen staat een gietijzeren stookpot. Aan hout geen gebrek hier, er ligt een giga berg brandhout die door de camping wordt aangevuld. We besluiten dan ook een heerlijk kampvuurtje te maken ’s avonds. Maar eerst nog even naar het toeristenbureau, en de hoge branduitkijk opzoeken. Ze hebben hier in Zuidwest Australië een aantal uitkijken in bomen gebouwd. Van hieruit werd en wordt tot op de dag van vandaag, gespeurd naar beginnende branden. Een van deze uitkijken is de Gloucester Lookout net buiten Pemberton, deze is bijna 60 meter hoog. Er aangekomen moeten we toch even wat slikken. Oei, het is wel erg hoog, en om nou te zeggen dat ze er alles aan hebben gedaan om de boom klimveilig te maken, nou nee. Het komt erop neer dat ze een stevige boom hebben uitgezocht, en rondom de boom stalen pinnen hebben geslagen, op een afstand van ongeveer 35-40 centimeter van elkaar. Daarlangs aan de buitenkant loopt een dun draadje. En voilá, klaar om te klimmen. Slik. René merkt op dat in Nederland zoiets niet mogelijk zou zijn, dit werd door welke keuringsdienst dan ook afgekeurd. Aan de andere kant, de toeristen zullen er wel niet bij bosjes uitvallen, anders was hij vast wel gesloten. Ik klim er een meter of 10 in, en besluit er nog even een nachtje over te slapen. Bij terugkomst op aarde komt er een man op Mirthe af, Mirthe heeft namelijk even bij wat vogels staan te kijken. Het zijn wat groot uitgevallen kanariepieten, mooie felle kleuren, en door de aanwezigheid van al die toeristen natuurlijk redelijk tam. De man heeft wat vogelzaad en wil dat aan Mirthe en Lisa geven. Van Lisa hoeft het niet. Mirthe en ik nemen het voer dan maar in ontvangst. En binnen een paar seconden komen de vogels op ons af. Ze zitten op ons hoofd, schouders, armen en handen. Een grappig gevoel. Zeker als ze ook af en toe nog een beetje gaan zitten kissebissen om het voer. Het levert een paar leuke plaatjes op. Ook op de camping zijn gekleurde papagaai-achtigen te bewonderen. Deze zijn nog weer een slag groter dan de vogels bij de Gloucester tree. Eind van de middag even mijn zus(je) gebeld. Over een week of twee bevalt zij van haar, sorry Jeroen, hun eerste kind. We hebben gisteren een prachtige dikke buik foto van haar gekregen. Heel raar gezicht, mijn zus met zo’n buik, het lijkt een beetje een trucagefoto, want ik ken haar zo niet. Maar het schijnt toch echt waar te zijn, dat vertellen de andere familieleden mij in ieder geval ook. Het is overigens fijn te horen dat het zo goed met haar gaat. Ze moeten maar gauw aan een tweede beginnen als wij terug zijn, dan kan ik tenminste de hele zwangerschap meemaken 😉 Toi toi, zus. Zet hem op. De volgende dag staat er een bosrit op het programma. Het wordt ‘The Karri Explorer’ genoemd. Karri is het soort hardhout dat hier groeit, en dit soort levert de hoogste bomen af. Alhoewel de Jarrah ook niet moet worden onderschat 😉 Het is een rit van ruim 80 kilometer, en brengt ons welgeteld door drie National Parks. De helft van de weg is ongeveer onverhard, erg leuk om weer eens ‘off road’ te gaan. Dat is toch al even een tijdje geleden. We genieten weer ontzettend van de natuur. Picknicken bij een prachtig watertje, lopen over een mooie wandel hangbrug, en zien een van de oudste en hoogste bomen van het bos. En na een echt 4wd ritje, waarvan wij maar moeilijk kunnen geloven dat Australiërs dit met een gewone personenauto doen, komen we aan bij de volgende klimboom. Er zijn 3 bomen in deze regio opengesteld voor het publiek. Dat wil zeggen dat alle mensen die dat willen zich in de boom mogen wagen. Deze boom is 75 meter hoog, errug hoog dus. Als we er aankomen zijn er net een aantal Belgen bezig te overwegen of ze de boom zullen bedwingen. Ze zijn met zijn vieren, twee blijven er wijselijk op de grond. Een meisje klimt tot het eerste platform van 25 meter en een jongen blijft staan bij een meter of 10-15 en komt dan al zuchtend en steunend en met een reeks typisch Belgische opmerkingen weer naar beneden. Ik wil toch weten hoe het voelt en begin aan de klim. Als ik denk bijna bij het eerste platform te zijn kijk ik omhoog, o jee, het is nog wel een metertje of 8-10. Mijn knieën beginnen een beetje te knikken, en ik vraag me toch echt af a. wat ik daar doe b. hoe de mensen helemaal bovenin komen. Ik besluit 2 pinnen naar beneden te gaan om te voelen hoe het afdalen gaat. Dat valt niet tegen, dan toch maar verder omhoog. Gewoon tegen jezelf blijven praten (specialiteit van mij) en elke pin stevig vasthouden. Klim, klim, klim. Gelukt !! Ppfff, best eng. Ik besluit dat het uitzicht vanaf 25 meter práchtíg is, en ga gauw weer naar beneden 😉 Maar voor die tijd passeren mij nog twee jeugdige Aziatische types. Al giebelend en de een op slippers !?!?! Vooruit maar, iedere cultuur zijn gebrek. De eerste treden zijn eng, maar na een paar fijne aanmoedigingen van beneden begin ik in een ritme te komen en gaat het prima, het is niet meer eng. Het went dus. Echt waar, als je een keer weet hoe het voelt is het minder eng. Maar vooruit, de hoogste top laten we aan onze Aziatische medemens vandaag. Wie weet bij een volgende boom 😉 Lisa is een beetje verbolgen dat wij haar niet naar boven laten klimmen. Tja, hoe leg je dat nou uit…. Omdat het zo’n inspannende dag was 😉 besluiten wij uit eten te gaan. Vooral Lisa heeft het daar al weer weken over. We besluiten naar een restaurantje te gaan van het plaatselijke Hotel. We hebben daar een prima maaltijd, en de kinderen gedragen zich uitstekend in het chique restaurant. Het is zelfs zo chique dat ze geen kindermenu’s hebben. Maar toch flanst de kok wat voor ze in elkaar. Net echt en wel weer eens wat anders dan een McDonalds. ’s Avonds gaat de fik nog even in de stookpot, de dames beginnen zich al behoorlijk tot pyromanen te ontwikkelen. De volgende dag op weg naar Walpole. Dit dorpje ligt aan een ‘inlet’ van maar liefst 5 rivieren en riviertjes. Een inlet staat voor riviermonding. En ook hier in de buurt prachtige bossen en bijzondere bomen. Ook deze camping ziet er weer uitstekend uit (het wordt wat eentonig). We vinden zelfs dat het een beetje een Frans karakter heeft, zo lekker in de bossen, de frisse wind voelen we hier dus niet, en dat wil zeggen, lekker zonnen bij de caravan. En we staan pal naast een prachtige speeltuin voor de dames. Kortom, wat wil je nog meer. Nou, ehh, geen vliegen bijvoorbeeld. We hebben het al eerder vermeld, maar dat is toch een minpuntje voor Australië. De vliegen en andere insecten, vooral de vliegende dan. Naast het feit dat het er veel zijn en ze in je neus en oren lijken te willen vliegen, zijn er ook nog een aantal die steken. Vooral René wordt hierdoor erg getroffen. Ik beur hem meestal op door te zeggen dat hij eindelijk populair is 🙂 Het helpt niet echt voor zijn stemming. Dit betekent overigens dat wij ons regelmatig ook overdag in lopen te smeren met een anti vliegen/muggen/teken/zandvliegen/etc. middeltje. Het helpt wel, we willen alleen niet precies weten wat erin zit. Deze dag kunnen we weer een vogelsoort toevoegen aan ons logboek. We krijgen bezoek van de Kookaburra. Een echte Australische vogel, hij neemt brutaal de stoel van René in beslag. Een mede kampeerder waarschuwt ons voor de vogel. Het is een echt ‘roofdier’. Laat geen stukje vlees o.i.d. onbeheerd achter. Ze pikken ze zelfs van de BBQ of uit de pan als je buiten kookt. Zeer indrukwekkende vogels om te zien. De dagen daarna laten ze zich ook dagelijks even zien. Namelijk, zodra ze denken dat er iets te halen valt. De volgende dag begint weer met schoolwerk. Tegen de middag reizen we af naar ‘The Valley of the Giants’. Need I say more. Giga bomen dus, en een wereldattractie. In dit bos hebben ze een stellage gebouwd welke je tot 40 meter hoog tussen de bomen brengt. Het is dus een soort wandelpad door de boomtoppen. Na eerst nog een mooie gespleten boom te hebben bezocht, is het dan zover. En het is inderdaad zo indrukwekkend als de meeste mensen hebben beschreven. De wereld ziet er aanzienlijk anders uit vanaf 40 meter hoogte. Wij hebben gisteren één persoon gesproken die het niet zo geweldig had gevonden. Deze meneer had namelijk hoogtevrees. En dat is niet zo handig als je over deze stellage loopt. Hij gaat geleidelijk omhoog, maar je merkt toch echt dat het 40 meter hoog is. Je loopt op een rooster, dus zodra je naar beneden kijkt zie je ook beneden. En de ‘boardwalk’ slingert ook een beetje door de wind. Een beetje veel zelfs, goed zichtbaar gewoon met het blote oog en de rest van je lichaam voelt het ook goed. Maar zoals gezegd, het uitzicht is verpletterend. De bomen komen nog majestueuzer uit, zelfs op deze hoogte moet je nog flink naar boven kijken om sommige boomtoppen te zien. En ook een ‘gewone’ boardwalk daarna op de grond die je een beetje terug brengt in de tijd, valt niet tegen. Prachtige bomen die de meest grillige vormen aannemen. Een mooie ervaring. Daarna nog even door naar de kust. Er staat een stevige wind, en het plekje dat wij gaan bezoeken is ruig. Er mag niet worden gezwommen, en ook niet gesurft. Aha, hier zijn vast doden gevallen, want verder mag hier alles in Australië. En jawel, dat staat ook aangegeven op de borden. De natuur wordt er niet minder indrukwekkend om. Prachtig wit strand, ruige zee, en een mooie groene heuvelrug als achtergrondje naar het land toe. Dat levert altijd wel wat mooie plaatjes op. Overigens ook hier lopen we weer over een prachtig aangelegde boardwalk richting zee. De unsealed (niet geasfalteerde) wegen zijn hier echter aanzienlijk minder goed dan die we in het Noord Westen en Noorden gewend waren. Relatief grote gaten zorgen ervoor dat je echt beter op moet letten, en doen ons wederom afvragen of je er hier wel wijs aan doet met een gewone personenauto rond te gaan rijden. De zaterdag doen we wat rustiger aan. De kinderen hebben namelijk besloten dat zij recht hebben op een pyjama dag 🙂 Dat laten ze ons duidelijk merken na het ontbijt. ‘We willen niet elke dag weg, en we hebben ook geen zin in tandenpoetsen’. Nou vooruit, wij zijn ook de beroerdste niet. Ik besluit een leuke wandeling te gaan maken, terwijl René zijn buik-, rug-, arm- en andere spieren traint. Net buiten de camping begint een leuk rondje op/om een soort schiereiland. Je loopt een stuk langs geasfalteerde weg, maar na een tijdje kun je dwars oversteken, door het bos. Het is een heerlijke wandeling. Lekker wandelweer en genoeg te zien en te horen, de vogels lijken uitbundiger dan ooit. Maar ja, ik ben geen echte vogelspotter, dus heel veel van het gefluit kan ik niet thuisbrengen, en de vogels verstoppen zich ook redelijk goed. Het pad dwars over het eiland is nog een hele belevenis. Zo te zien zijn er het afgelopen jaar nog geen 20 mensen langs gelopen. Van een echt pad kun je dan ook niet meer spreken. Ik moet regelmatig goed zoeken en her en der een varentje aan de kant duwen. Beetje eng vind ik het wel. Ik is klein en natuurlijk wel helemaal alleen hier. Afijn, uiteraard bereik ik volkomen ongedeerd de andere kant. En wandel lekker terug. Er moeten nog wel wat boodschappen komen en op ons ‘officiële’ programma stond nog een ritje naar een natuurpark net ten westen van Walpole. René en ik besluiten dat ik eventueel alleen boodschappen ga doen en het tripje verder vergeten, we willen de kinderen vandaag niet ‘dwingen’ mee te gaan. Maar het is ondertussen een uurtje of twee, en Lisa en Mirthe lijkt een bezoekje (niet te lang hoor, mam) aan het strand toch nog een leuke optie. En het wordt ook leuk. Als we er aankomen breekt de lucht helemaal open. De natuur is weer overweldigend, het zand lijkt zachter dan ooit, en de golven doen flink hun best ons te imponeren. Ook hier ligt weer een scheepswrak voor de kust. Deze keer waren een aantal Noren de klos, begin 1900. We wandelen wat, spelen met een Australische ‘footie’ (rugby bal) en da’s nog niet zo eenvoudig, en de meiden bouwen een prachtig zandkasteel. Als we weer weggaan, zien we net een aantal mensen aan komen. Het zijn, op één wandelaar na, de eerste strandbezoekers die we zien. Vandaag hadden we dus een privé strandje. Zondag trekken we door naar Albany. Dit is weer een wat grotere plaats, ongeveer 30.000 inwoners. Het is een kort ritje, en om een uur of 12 zitten we dan ook alweer op ons nieuwe stekkie, voor de caravan, aan de koffie. We horen de zee op de achtergrond en René gaat even een kijkje nemen. Als hij terug komt roept hij: ‘Spullen pakken, we gaan naar het strand’. Er blijkt op een paar honderd meter een leuk strand. Ach, ik zal iedereen niet teveel vermoeien met de details. Maar neem van mij aan dat het uitzicht wederom schitterend was. Er voldoende op, en om het strand te doen was. En we allemaal na een uurtje of twee weer tevreden naar de caravan liepen. |